Proces
van de Friese witjes

Klei

Het fabricageproces begint met klei. Klei is een natuurlijke grondstof, die wordt aangetroffen bij rivieren en aan de kusten van de zee. Als de klei vochtig is, kan het gekneed worden en tot platte platen worden geperst en in de vorm van tegels worden gesneden. Als deze tegels opdrogen, dan wordt deze hard. Door ze nat te maken kan de klei echter dan nog weer zacht worden. De klei moet door en door gemengd zijn, en er mag geen lucht in opgesloten zijn, want dat kan ontploffen in de oven. Dit heeft gevaar voor andere stukken die liggen te bakken. Het is door beter te kneden te voorkomen.

Het bakken van de klei

Als klei echter gebakken wordt in een voldoende hete oven bij een temperatuur van minimaal 900 graden, wordt hij hard doordat de kleideeltjes aan elkaar sinteren. Dit is een onomkeerbaar proces: de gebakken klei wordt niet meer zacht, ook niet als er weer water aan wordt toegevoegd. Een tegel die eenmaal gebakken is word ‘biscuit’ genoemd.

Het glazuren van de biscuit

Een biscuittegel heeft een matte uitstraling en is niet waterdicht en duurzaam. De tegel wordt voorzien van glazuurpoeder, dit is in feite gemalen glas. Voor de fabricage van witjes, wordt een witte glazuur op de tegels toegepast. De tegel kan ook voorzien worden van beschilderingen, in de traditionele blauwe kleuren, maar ook afbeeldingen in full colour zijn mogelijk. Deze gekleurde beschilderingen worden door ervaren kunstenaars bovenop de witte poedervormige glazuur aangebracht.

Het bakken van de geglazuurde tegel

De tegel wordt vervolgens voor de tweede keer zorgvuldig in de oven gebakken, waarna het glazuurpoeder op de tegel vastsmelt en als een egale waterdichte gekleurde beschermingslaag dient.